Dit is de tigste versie van een stukje over een onderwerp dat me als een last op de schouders drukt. En misschien wordt dit er dan toch een om te plaatsen.
Het is een gevoelig lichaamsdeel, die schouders, letterlijk en figuurlijk. Het zijn de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen. En het zijn soms ook mijn schouders die ineens de handen van een ander te dragen krijgen. Alsof ik aan mijn eigen rugzakje nog niet genoeg heb.
Het is me een poosje geleden wéér gebeurd dat een collega ineens beide handen op mijn schouders legde. Van achteraf, zodat ik het niet zag aankomen. Twee verschillende werkplekken, twee verschillende mensen. En beide keren schrok ik me het rambam. Beide keren liet ik dat luid en duidelijk merken. En beide keren werd er naderhand gezegd dat persoon die het deed, het goed bedoelde. Die goede bedoelingen zijn net zo waar en echt als mijn enorme schrik. Maar de goede bedoelingen maken mijn schrik niet ongedaan.
Precies dit zie ik bij de honden waar ik af en toe mee wandel. Als ze onverwacht op hun kop aangeraakt worden, wordt het blaffen en grommen. Als je rustig je hand uitsteekt, je laat besnuffelen, is er een kans dat de hond op je af stapt en het zich lekker laat aanleunen. Of achteruit stapt en afstand neemt.
Ik heb, net als de honden, een grote behoefte om zelf te bepalen wie me aanraakt, hoe en wanneer. Iemand die me onverwacht vanaf achter aanraakt, weet niet hoe die handen zullen landen. Die kan niet zien of ik er voor in ben. Ik krijg geen kans om iets aan te geven, kan pas reageren als het al gebeurd is. En dat komt over als blaffen en grommen, dat begrijp ik!
Ook mijn lichaam heeft traumasporen, het heeft de score bijgehouden. Zo verwijs ik in één zin naar de Nederlandse en de Engelse versie van het boek van Bessel van der Kolk, die onlangs in Zomergasten was. En ik heb veel gedaan om die sporen minder diep te maken. Maar ze zijn nog steeds aanwezig in mijn zenuwstelsel, in mijn systeem. Ze horen bij wie ik ben, bij het hele plaatje. Onzichtbaar aanwezig.
Aanraken en aangeraakt worden is prachtig. Op één voorwaarde: dat beide deelnemers er voor in zijn. Als je dat niet weet, zijn er verschillende mogelijkheden. Je kunt je handen bij je houden. Of je stemt met de ander af of die in is voor aanraken, met woorden of lichaamstaal. Want je weet niet wat voor last die ander op de schouders heeft. En het is vast niet je bedoeling om daar nog wat gewicht aan toe te voegen.